Ingebruikname
- Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbeheerd achter en schakel het meetgereedschap na gebruik uit. Andere personen kunnen door de laserstraal verblind worden.
- Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zonlicht.
- Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme temperaturen of temperatuurschommelingen. Laat het bijv. niet gedurende langere tijd in de auto liggen. Laat het meetgereedschap bij grotere temperatuurschommelingen eerst op temperatuur komen, voordat u het in gebruik neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan de nauwkeurigheid van het meetgereedschap nadelig beïnvloed worden.
- Vermijd krachtige stoten of vallen van het meetgereedschap. Na sterke invloeden van buitenaf op het meetgereedschap moet u vóór het verder werken altijd een nauwkeurigheidscontrole zie Nauwkeurigheidscontrole uitvoeren.
In-/uitschakelen
- Druk op de toets om het meetgereedschap en de laser in te schakelen.
- U kunt het meetgereedschap ook zonder de laser inschakelen door op de toets te drukken.
- Houd de toets ingedrukt om het meetgereedschap uit te schakelen.
- De in het geheugen aanwezige waarden en toestelinstellingen blijven behouden.
Camera
Druk op de toets / om de camera in of uit te schakelen.
Na het uitschakelen van het meetgereedschap blijft de gekozen toestand opgeslagen.
Bij grotere afstanden (ca. > 5 m) verschijnt bovendien een doelmarkering om het meetpunt te markeren.
Optimaliseren van de zichtbaarheid van de laserpunt
Vooral bij gebruik van het meetgereedschap in de buitenlucht, bij fel zonlicht, maar ook bij lange afstanden binnenshuis kan het voorkomen dat de laserpunt niet zichtbaar is. Schakel de camera in. De zichtbaarheid van de laserpunt/het meetdoel kan extra worden verbeterd door:
- instelling van de displayhelderheid zie Displayhelderheid instellen
- gebruik van de zoomfunctie met de toets