Aanwijzingen voor werkzaamheden
- Trek vóór werkzaamheden aan het elektrische gereedschap altijd de stekker uit het stopcontact.
- Gebruik uw elektrische gereedschap alleen met de extra handgreep (2).
- Plaats het elektrische gereedschap alleen uitgeschakeld op de moer/schroef. Draaiende inzetgereedschappen kunnen wegglijden.
Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur. Het maximaal bereikte draaimoment resulteert uit de som van alle door slagen veroorzaakte afzonderlijke draaimomenten. Het maximale draaimoment wordt na een slagduur van 6–10 seconden bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment nog slechts minimaal verhoogd.
Het machinehuis wordt echter voelbaar warm.
Aanwijzing: De gevolgen van een overmatige verwarming zijn een hoge slijtage bij alle delen van het slagmechanisme en een hoog smeermiddelverbruik.
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimoment worden bepaald. Het feitelijk bereikte aandraaimoment moet altijd met een draaimomentsleutel worden gecontroleerd.
Schroefverbindingen met harde, verende of zachte bevestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen bereikte draaimomenten gemeten en naar een diagram overgebracht worden, dan verkrijgt men de curve van een draaimomentverloop. De hoogte van de curve komt overeen met het maximaal te bereiken draaimoment. De steilheid geeft aan in welke tijd dit bereikt wordt.
Het draaimomentverloop hangt van de volgende factoren af:
- sterkte van de schroeven en moeren
- soort ondergrond (ring, schotelveer, afdichting)
- sterkte van het te schroeven materiaal
- smeeromstandigheden van de schroefverbinding
Daaruit resulteren de volgende toepassingsgevallen:
- Harde bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van metaal op metaal bij gebruik van onderlegringen. Na een relatief korte slagtijd is het maximale draaimoment bereikt (steil verloop van de karakteristiek). Een onnodig lange slagtijd schaadt de machine slechts.
- Verende bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van metaal op metaal, echter bij gebruik van veerringen, schotelveren, steunbouten of schroeven/moeren met conische bevestiging evenals bij het gebruik van verlengstukken.
- Zachte bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van bijv. metaal op hout of bij gebruik van lood- of fiberringen als ondergrond.
Bij verende of zachte bevestiging is het maximale aandraaimoment geringer dan bij harde bevestiging. Bovendien is een duidelijk langere slagtijd nodig.
Slagtijd bepalen
De diagrammen (voorbeelden) tonen het aandraaimoment [Nm] afhankelijk van de slagduur [s]:
❶ voor harde bevestiging
❷ voor zachte bevestiging.
De gegevens zijn gemiddelde waarden en per toepassing verschillend. Ter controle moet het aanhaalmoment altijd met een momentsleutel gecontroleerd worden.
Diagram voor GDS 24
Het hoogste draaimoment wordt bereikt:
- voor een harde bevestiging na een slagduur van ca. 10 seconden
- voor een zachte bevestiging na een slagduur van ca. 22 seconden
Diagram voor GDS 30
Het hoogste draaimoment wordt bereikt:
- voor een harde bevestiging na een slagduur van ca. 6 seconden
- voor een zachte bevestiging na een slagduur van ca. 26 seconden
Richtwaarden voor maximale aandraaimomenten van in de handel verkrijgbare schroeven vindt u in de volgende tabel.
Richtwaarden voor maximale schroefaandraaimomenten
Gegevens in Nm, berekend uit de spanningsdoorsnede; benutting van de strekgrens 90% (bij wrijvingsgetal μtotaal = 0,12). Ter controle moet het aandraaimoment altijd met een momentsleutel gecontroleerd worden.
Sterkteklassen volgens DIN 267 | Standaardschroeven en -bouten | Hoogvaste schroeven en bouten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3.6 | 4.6 | 5.6 | 4.8 | 6.6 | 5.8 | 6.8 | 6.9 | 8.8 | 10.9 | 12.9 | |
M8 | 6.57 | 8.7 | 11 | 11.6 | 13.1 | 14.6 | 17.5 | 19.7 | 23 | 33 | 39 |
M10 | 13 | 17.5 | 22 | 23 | 26 | 29 | 35 | 39 | 47 | 65 | 78 |
M12 | 22.6 | 30 | 37.6 | 40 | 45 | 50 | 60 | 67 | 80 | 113 | 135 |
M14 | 36 | 48 | 60 | 65 | 72 | 79 | 95 | 107 | 130 | 180 | 215 |
M16 | 55 | 73 | 92 | 98 | 110 | 122 | 147 | 165 | 196 | 275 | 330 |
M18 | 75 | 101 | 126 | 135 | 151 | 168 | 202 | 227 | 270 | 380 | 450 |
M20 | 107 | 143 | 178 | 190 | 214 | 238 | 286 | 320 | 385 | 540 | 635 |
M22 | 145 | 190 | 240 | 255 | 290 | 320 | 385 | 430 | 510 | 715 | 855 |
M24 | 185 | 245 | 310 | 325 | 370 | 410 | 490 | 455 | 650 | 910 | 1100 |
M27 | 275 | 365 | 455 | 480 | 445 | 605 | 725 | 815 | 960 | 1345 | 1615 |
M30 | 370 | 495 | 615 | 650 | 740 | 820 | 990 | 1100 | 1300 | 1830 | 2200 |
Voorbeeld voor het bepalen van de slagtijd (GDS 30)
Schroef M 24 met sterkteklasse 8.8 = schroefaandraaimoment 650 Nm
Uit het diagram GDS 30 blijkt bij 650 Nm een slagduur van 0,8 seconden zie .
Tips
Torsiestaven hebben een schacht met een nauwkeurig gekalibreerde, gereduceerde diameter. Ze werken daardoor draaimomentbeperkend. Een torsiestaaf wordt tussen slagmoeraanzetter en bit gezet.
Als vuistregel voor de toepassing geldt: kerndiameter van de schroef = werkzame diameter van de torsiestaaf. De slagduur moet worden vastgesteld door proefondervindelijk schroeven.
Voor het ophangen is in het zwaartepunt van het elektrische gereedschap een ophangoog (1) aangebracht.
Met een hoekstuk (accessoire) kunt u de positie van de handgreep veranderen.
Bij temperaturen onder het vriespunt dient u het elektrische gereedschap eerst ca. 3 minuten onbelast te laten lopen om de smering in het gereedschap te verbeteren.