Meetprocedure
Na de eerste keer inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de functie lengtemeting. Telkens na het verder inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de laatst gebruikte meetfunctie.
Voor het referentievlak van de meting zijn drie instellingen beschikbaar. zie Referentievlak kiezen
- Plaats het meetgereedschap op het gewenste startpunt van de meting (bijv. muur).
- Wanneer u het meetgereedschap met de toets heeft ingeschakeld, dan drukt u kort op de toets om de laser in te schakelen.
- Druk op de toets om de meting te activeren.
Na het meten wordt de laserstraal uitgeschakeld. Voor nog een meting herhaalt u deze procedure.
Meetwaarden of eindresultaten kunnen opgeteld of afgetrokken worden.
De meetwaarde verschijnt normaal gezien binnen 0,5 s en uiterlijk na ca. 4 s.
De duur van de meting hangt van de afstand, de lichtomstandigheden en de reflectie-eigenschappen van het doelvlak af. Na het meten wordt de laserstraal automatisch uitgeschakeld.
- Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet bewogen worden (met uitzondering van de functies continumeting en hellingmeting). Leg daarom het meetgereedschap indien mogelijk tegen een vast aanslag- of oplegvlak.
- De ontvangstlens (15) en de uitgang van de laserstraal (16) mogen bij een meting niet afgedekt zijn.
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik hangt van de lichtomstandigheden en de reflectie-eigenschappen van het doelvlak af.
Gebruik voor een betere zichtbaarheid van de laserstraal bij fel licht van externe bronnen de laserbril (27) (accessoire) en het laserrichtbord (26) (accessoire), of beschaduw het doelvlak.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde fysische eigenschappen van materialen kunnen bij metingen op sommige oppervlakken foute metingen niet worden uitgesloten. Daartoe behoren:
- transparante oppervlakken (bijv. glas, water)
- spiegelende oppervlakken (bijv. gepolijst metaal, glas)
- poreuze oppervlakken (bijv. isolatiemateriaal)
- gestructureerde oppervlakken (bijv. ruw pleisterwerk, natuursteen).
Gebruik eventueel op deze oppervlakken het laserrichtbord (26) (accessoire).
Verkeerde metingen zijn bovendien mogelijk op schuin geviseerde doelvlakken.
Ook kunnen luchtlagen met verschillende temperaturen of indirect ontvangen reflecties de meetwaarde beïnvloeden.