Ingebruikname
- Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zonlicht.
- Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme temperaturen of temperatuurschommelingen. Laat het bijv. niet gedurende langere tijd in de auto liggen. Laat het meetgereedschap bij grotere temperatuurschommelingen eerst op temperatuur komen en voer vóór het verder werken altijd een nauwkeurigheidscontrole uit zie Mauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap.
Bij extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan de nauwkeurigheid van het meetgereedschap nadelig beïnvloed worden.
- Vermijd krachtige stoten of vallen van het meetgereedschap. Na sterke invloeden van buitenaf op het meetgereedschap, moet u altijd vóór het opnieuw gebruiken hiervan een nauwkeurigheidscontrole uitvoeren zie Mauwkeurigheidscontrole van het meetgereedschap.
- Het meetgereedschap tijdens transport uitschakelen. Bij het uitschakelen wordt de pendeleenheid vergrendeld. Anders kan deze bij heftige bewegingen beschadigd raken.
In-/uitschakelen
Voor het inschakelen van het meetgereedschap schuift u de aan/uit-schakelaar (2) in de stand „ On” (voor werken met pendelvergrendeling) of in de stand „ On” (voor werken met automatische nivellering). De statusaanduiding (7) licht op. Het meetgereedschap zendt direct na het inschakelen laserlijnen uit de lensopeningen (1).
- Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote afstand.
Voor het uitschakelen van het meetgereedschap schuift u de aan/uit-schakelaar (2) naar de stand „Off”. De statusaanduiding (7) gaat uit. Bij het uitschakelen wordt de pendeleenheid vergrendeld.
- Laat het ingeschakelde meetgereedschap niet onbeheerd achter en schakel het meetgereedschap na gebruik uit. Andere personen kunnen door de laserstraal verblind worden.
Bij het overschrijden van de maximaal toegestane gebruikstemperatuur van 50 °C volgt een uitschakeling ter bescherming van de laserdiode. Na het afkoelen is het meetgereedschap weer gereed voor gebruik en kan het opnieuw worden ingeschakeld.
Automatische uitschakeling
Als ca. 120 minuten lang geen toets op het meetgereedschap wordt ingedrukt, schakelt het meetgereedschap automatisch uit om de batterijen te sparen.
Om het meetgereedschap na de automatische uitschakeling weer in te schakelen, kunt u de aan/uit-schakelaar (2) eerst naar stand „Off” schuiven en het meetgereedschap daarna weer inschakelen of kunt u één keer op de toets verticale modus (5) of op de toets horizontale modus (6) drukken.
Om de automatische uitschakeling te deactiveren houdt u (bij ingeschakeld meetgereedschap) de toets horizontale modus (6) minimaal 3 sec. ingedrukt. Als de automatische uitschakeling is gedeactiveerd, knipperen de laserlijnen even ter bevestiging.
Aanwijzing: Als de gebruikstemperatuur boven 45 °C komt, kan de automatische uitschakeling niet meer worden gedeactiveerd.
Als u de automatische uitschakeling wilt activeren, schakelt u het meetgereedschap uit en weer in.