Ingebruikname

In-/uitschakelen

Voor het inschakelen van het meetgereedschap schuift u de aan/uit-schakelaar (4) naar de stand „ON“. Het meetgereedschap zendt onmiddellijk na het inschakelen een laserlijn uit de bovenste opening (5).

Voor het uitschakelen van het meetgereedschap schuift u de aan-/uit-schakelaar (4) in stand OFF. Bij het uitschakelen wordt de pendeleenheid vergrendeld.

Als de temperatuur van het meetgereedschap de maximaal toegestane werktemperatuur nadert, dan wordt de helderheid van de laserlijnen langzaam minder.

Bij overschrijding van de maximaal toegestane gebruikstemperatuur knipperen de laserlijnen snel, daarna schakelt het meetgereedschap uit. Na het afkoelen is het meetgereedschap weer gereed voor gebruik en kan het opnieuw worden ingeschakeld.

Automatische uitschakeling deactiveren

Als ca. 120 minuten lang geen toets op het meetgereedschap wordt ingedrukt, dan schakelt het meetgereedschap automatisch uit om de accu of batterijen te sparen.

Als u het meetgereedschap na de automatische uitschakeling weer wilt inschakelen, kunt u de aan/uit-schakelaar (4) eerst in de stand „OFF“ schuiven en het meetgereedschap vervolgens weer inschakelen, of u drukt op een van de toetsen voor lasermodus (1).

Om de automatische uitschakeling te deactiveren houdt u (bij ingeschakeld meetgereedschap) een van de toetsen voor lasermodus (1) minimaal 3 s ingedrukt. Als de automatische uitschakeling is gedeactiveerd, knipperen de laserstralen even ter bevestiging.

Als u de automatische uitschakeling wilt activeren, schakelt u het meetgereedschap uit en weer in.