Nauwkeurigheidscontrole
Controleer regelmatig de nauwkeurigheid van de afstandmeting en hellingmeting (GLM 50-23 G).
Nauwkeurigheidscontrole van de afstandsmeting
Voor de nauwkeurigheidscontrole moet de meting onder gunstige omstandigheden worden uitgevoerd, d.w.z. dat het meettraject binnenshuis moet liggen en dat het doelvlak van de meting glad en goed reflecterend moet zijn (bijv. een wit geverfde muur).
- Kies een meetafstand met een lengte van ca. 3 tot 10 m waarvan u de lengte precies kent (bijv. kamerbreedte, deuropening).
- Meet het traject 10 keer na elkaar.
- De afwijking van de afzonderlijke metingen van de exact bekende maat mag maximaal ± 2 mm over het volledige meettraject bij gunstige omstandigheden bedragen. Noteer de metingen om op een later tijdstip de nauwkeurigheid te kunnen vergelijken.
Nauwkeurigheidscontrole en kalibratie van de hellingmeting (GLM 50-23 G)
- Leg daarvoor het meetgereedschap op een tafel en meet de helling.
- Draai het meetgereedschap 180° en meet opnieuw de helling.
- Het verschil van de weergegeven waarde mag max. 0,3° bedragen.
Bij grotere afwijkingen moet u het meetgereedschap opnieuw kalibreren.
- Druk op de toets om het menu Basisinstellingen te openen.
- Kies en bevestig de keuze met de toets .
- Volg de instructies op het display.
- Na sterke temperatuurveranderingen en na stoten raden we u een nauwkeurigheidscontrole aan en evt. een kalibratie van het meetgereedschap. Na een temperatuurverandering moet het meetgereedschap zich een tijdje aan de temperatuur aanpassen, voordat een kalibratie plaatsvindt.