Automatische nivellering
Werkzaamheden met automatisch waterpassen
Zet het meetgereedschap op een horizontale, vlakke ondergrond, bevestig het op het draaiplatform (16) of het statief (21).
Voor het werken met automatisch waterpassen de aan/uit-schakelaar (12) naar de stand " On" schuiven.
De automatische nivellering compenseert automatisch oneffenheden binnen het zelfnivelleerbereik van ±4°. De nivellering is afgesloten, zodra de laserstralen niet meer knipperen.
Is automatische nivellering niet mogelijk, bijv. omdat het standvlak van het meetgereedschap meer dan 4° van de horizontale lijn afwijkt, dan beginnen de laserstralen in een snel ritme te knipperen.
Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en wacht het zelfwaterpassen af. Zodra het meetgereedschap binnen het zelfwaterpasbereik van ±4° komt, schijnen de laserstralen continu.
Bij schokken of veranderingen van positie tijdens het gebruik wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw genivelleerd. Controleer na een hernieuwde nivellering de positie van de horizontale of verticale laserlijn met betrekking tot de referentiepunten om fouten door een verschuiving van het meetgereedschap te vermijden.
Werken met pendelvergrendeling
Voor het werken met pendelvergrendeling schuift u de aan/uit-schakelaar (12) in de stand „ On“. Bij het werken met pendelvergrendeling knipperen de laserlijnen permanent in een langzaam ritme.
Bij het werken met pendelvergrendeling is het automatische nivelleersysteem uitgeschakeld. U kunt het meetgereedschap vrij in de hand houden of op een hellende ondergrond zetten. De laserlijnen worden niet meer genivelleerd en lopen niet meer noodzakelijk loodrecht op elkaar.