Ingebruikname
- Bescherm de laserontvanger tegen vocht en fel zonlicht.
- Stel de laserontvanger niet bloot aan extreme temperaturen of temperatuurschommelingen. Laat deze bijv. niet gedurende langere tijd in de auto liggen. Laat de laserontvanger bij grotere temperatuurschommelingen eerst op de juiste temperatuur komen, voordat u hem in gebruik neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan de nauwkeurigheid van de laserontvanger nadelig worden beïnvloed.
- Houd de werkzone vrij van obstakels die de laserstraal zouden kunnen reflecteren of belemmeren. Dek bijv. spiegelende of glanzende oppervlakken af. Meet niet door glazen ruiten of soortgelijke materialen heen. Door een gereflecteerde of belemmerde laserstraal kunnen de meetresultaten worden vervalst.
Plaats de laserontvanger zodanig dat de laserstraal het ontvangstveld (1) kan bereiken. Lijn deze zodanig uit dat de laserstraal dwars door het ontvangstveld loopt (zoals op de afbeelding getoond).
Bij rotatielasers met meerdere gebruiksmodi kiest u horizontale of verticale modus met de hoogste rotatiesnelheid.
- Bij het inschakelen van de laserontvanger is een luid geluidssignaal te horen. Houd daarom de laserontvanger bij het inschakelen uit de buurt van uw oor of van andere personen. Het harde geluid kan het gehoor beschadigen.
Om de laserontvanger in te schakelen drukt u op de aan/uit-toets (19). Alle displayaanduidingen en alle LED’s lichten kort op en er is een geluidssignaal te horen.
Om de laserontvanger uit te schakelen, houdt u de aan/uit-toets (19) zolang ingedrukt tot alle LED's kort oplichten en het display dooft. Behalve de instelling van de displayverlichting worden alle instellingen bij het uitschakelen van de laserontvanger opgeslagen.
Als ca. 10 min. geen toets op de laserontvanger wordt ingedrukt en het ontvangstveld (1) 10 min. lang niet door een laserstraal wordt bereikt, dan schakelt de laserontvanger automatisch uit om de batterijen te sparen.
Bij levering zijn rotatielaser en de meegeleverde laserontvanger al via Bluetooth® verbonden. Bij een bestaande verbinding verschijnt de aanduiding verbinding via Bluetooth® (b) op het display van de laserontvanger.
Om de laserontvanger opnieuw te verbinden of om nog een laserontvanger met de rotatielaser te verbinden, houdt u de toets Bluetooth® op de rotatielaser zolang ingedrukt tot het symbool voor de verbindingsopbouw met afstandsbediening/laserontvanger op het display van de rotatielaser verschijnt. Houd daarna de toetsen X‑as (16) en Y‑as (15) op de laserontvanger zo lang ingedrukt tot in de tekstaanduiding (e) van de laserontvanger P‑‑ verschijnt.
Het maken van een geslaagde verbinding wordt op het display van de rotatielaser bevestigd. In de tekstaanduiding (e) van de laserontvanger verschijnt POK.
Als de verbinding tussen rotatielaser en laserontvanger niet kan worden gemaakt, dan verschijnt in de tekstaanduiding (e) van de laserontvanger PNK en op het display van de rotatielaser verschijnt de foutmelding over de mislukte verbinding. Voor het verhelpen van de fout raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de rotatielaser.
De positie van de laserstraal in het ontvangstveld (1) wordt aangegeven:
- op het display (5) op de voor- en achterkant van de laserontvanger door de richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (f), de richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (j) of de aanduiding middenlijn (h),
- optioneel door de rode LED-richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (4), de blauwe LED-richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (2) evenals de groene LED middenlijn (3) op de voorkant van de laserontvanger,
- optioneel door het geluidssignaal.
Als de laserstraal voor het eerst door het ontvangstveld (1) loopt, is altijd een kort geluidssignaal te horen en de rode LED-richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (4) evenals de blauwe LED-richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (2) lichten kort op (ook wanneer geluidssignaal en/of LED-richtingaanduidingen werden uitgeschakeld).
Laserontvanger te laag: loopt de laserstraal door de bovenste helft van het ontvangstveld (1), dan verschijnt de richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (j) op het display.
Bij ingeschakelde LED's brandt de blauwe LED-richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (2).
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een signaal in een langzaam ritme te horen.
Beweeg de laserontvanger in de richting van de pijl naar boven. Bij het naderen van de middenlijn wordt alleen nog de punt van de richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (j) weergegeven.
Laserontvanger te hoog: loopt de laserstraal door de onderste helft van het ontvangstveld (1), dan verschijnt de richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (f) op het display.
Bij ingeschakelde LED's brandt de rode LED-richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (4).
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een signaal in een snel ritme te horen.
Beweeg de laserontvanger in de richting van de pijl omlaag. Bij het naderen van de middenlijn wordt alleen nog de punt van de richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (f) weergegeven.
Laserontvanger in het midden: loopt de laserstraal ter hoogte van de middenlijn door het ontvangstveld (1), dan verschijnt de aanduiding middenlijn (h) op het display.
Bij ingeschakelde LED's brandt de groene LED middenlijn (3).
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een permanent signaal te horen.
Geheugenfunctie laatste ontvangst: als de laserontvanger zodanig wordt bewogen dat de laserstraal het ontvangstveld (1) weer verlaat, dan knippert gedurende korte tijd de laatst weergegeven richtingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“ (j) of de richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“ (f). Deze aanduiding kan via het instellingsmenu worden in- of uitgeschakeld.
De displays (5) op voor- en achterkant van de laserontvanger beschikken over een displayverlichting. De displayverlichting wordt ingeschakeld:
- bij het inschakelen van de laserontvanger,
- telkens als er op een toets wordt gedrukt,
- wanneer de laserstraal over het ontvangstveld (1) beweegt.
De displayverlichting schakelt automatisch uit:
- 30 s nadat op een toets werd gedrukt, wanneer geen laserstraal het ontvangstveld bereikt,
- 2 min. nadat er op geen enkele toets werd gedrukt en wanneer de positie van de laserstraal in het ontvangstveld niet verandert.
De displayverlichting kan in het instellingsmenu worden uitgeschakeld.
De instelling van de displayverlichting wordt bij het uitschakelen van de laserontvanger niet opgeslagen. Na het inschakelen van de laserontvanger is de displayverlichting altijd ingeschakeld.