Batterij plaatsen/verwisselen

Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkalimangaanbatterijen of accu’s geadviseerd.

Met oplaadbare 1,2V-batterijen zijn afhankelijk van de capaciteit eventueel meer metingen mogelijk dan met 1,5V-batterijen.

  1. Open het batterijvakdeksel.
  2. Plaats de (oplaadbare) batterijen.
Verwissel altijd alle batterijen of accu’s tegelijkertijd. Gebruik alleen batterijen of accu’s van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
Let er hierbij op dat de polen juist worden geplaatst volgens de afbeelding op de binnenkant van het batterijvak.

Wanneer het lege batterijsymbool  voor de eerste keer op het display verschijnt, dan zijn nog ca. 100 metingen mogelijk. Wanneer het batterijsymbool knippert, zijn er geen metingen meer mogelijk.