Toerentalinstelling
Druk op de toets modus (12) om de gebruikersinterface (6) te activeren.
Met de toets modus (12) kunt u het benodigde toerental in 3 standen instellen. Druk zo vaak op de toets modus (12) tot de gewenste instelling in de toerentalaanduiding (10) te zien is. De gekozen instelling wordt opgeslagen.
Het vereiste toerental is afhankelijk van het materiaal en de werkomstandigheden en kan door praktische tests bepaald worden.
De gegevens in de volgende tabel zijn geadviseerde waarden.
Basisinstelling toerental bij stand | |||
---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | |
[min–1] | [min–1] | [min–1] | |
Aantal toerentalstanden | |||
3 | 1200 | 1700 | 2300 |
Met de toets modus (12) kunt u het benodigde toerental instellen, echter niet tijdens het gebruik.