Aanwijzingen voor ‌werkzaamheden

Het draaimoment is afhankelijk van de slagduur. Het maximaal bereikte draaimoment resulteert uit de som van alle door slagen veroorzaakte afzonderlijke draaimomenten. Het maximale draaimoment wordt na een slagduur van 6–10 seconden bereikt. Na deze tijd wordt het aandraaimoment nog slechts minimaal verhoogd.
De slagduur moet voor elk benodigd aandraaimoment bepaald worden. Het feitelijk bereikte aandraaimoment moet altijd met een momentsleutel worden gecontroleerd.

Schroefverbindingen met harde, verende of zachte bevestiging
Als bij wijze van proef de in een reeks van slagen bereikte draaimomenten gemeten en naar een diagram overgebracht worden, dan verkrijgt men de curve van een draaimomentverloop. De hoogte van de curve komt overeen met het maximaal te bereiken draaimoment. De steilheid geeft aan in welke tijd dit bereikt wordt.

Het draaimomentverloop hangt van de volgende factoren af:

  • sterkte van de schroeven en moeren
  • soort ondergrond (ring, schotelveer, afdichting)
  • sterkte van het te schroeven materiaal
  • smeeromstandigheden van de schroefverbinding

Daaruit resulteren de volgende toepassingsgevallen:

  • Harde bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van metaal op metaal bij gebruik van onderlegringen. Na een relatief korte slagtijd is het maximale draaimoment bereikt (steil verloop van de karakteristiek). Een onnodig lange slagtijd schaadt de machine slechts.
  • Verende bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van metaal op metaal, echter bij gebruik van veerringen, schotelveren, steunbouten of schroeven/moeren met conische bevestiging evenals bij het gebruik van verlengstukken.
  • Zachte bevestiging, hiervan is sprake bij schroefverbindingen van bijv. metaal op hout of bij gebruik van lood- of fiberringen als ondergrond.

Bij verende of zachte bevestiging is het maximale aandraaimoment geringer dan bij harde bevestiging. Bovendien is een duidelijk langere slagtijd nodig.

Richtwaarden voor maximale schroefaanhaalmomenten
Gegevens in Nm, berekend uit de spanningsdoorsnede; benutting van de strekgrens 90 % (bij wrijvingsgetal μtotaal = 0,12). Ter controle moet het aandraaimoment altijd met een momentsleutel gecontroleerd worden.

Sterkteklassen volgens DIN EN ISO 898

Standaardschroeven en -bouten

Hoogvaste schroeven en bouten

3.6

4.6

4.8/5.6

6.8

8.8

10.9

12.9

M16

57

76

96

153

206

302

354

M18

80

106

133

212

295

421

492

M20

112

150

187

300

415

592

692

M22

151

202

252

403

567

807

945

M24

193

257

322

515

714

1017

1190

M27

284

379

474

759

1050

1496

1750

M30

386

515

644

1031

1428

2033

2380

M33

523

697

871

1395

1928

2747

3214

Tips

Vóór het indraaien van grotere, langere schroeven in harde materialen moet u met de kerndiameter van de schroefdraad ongeveer 2/3 van de schroeflengte voorboren.

Aanwijzing: Let erop dat er geen kleine metaaldelen in het elektrische gereedschap binnendringen.

Na langere tijd werken met een klein toerental moet u het elektrische gereedschap ter afkoeling ca. 3 minuten lang bij maximaal toerental onbelast laten draaien.

Ladderclip

Met de ladderclip (4) kunt u het elektrische gereedschap bijv. aan een ladder hangen.

De bout van de ladderclip moet met een aanhaalmoment van 2,0–2,5 Nm worden vastgedraaid.