Modi

De uitlijning van X- en Y-as is boven de rotatiekop op de behuizing gemarkeerd. De markeringen liggen precies boven de sleuven voor uitlijning (16) op de onderste behuizingsrand en op de onderste handgreep. Met behulp van de sleuven voor uitlijning kunt u het meetgereedschap langs de assen uitlijnen.

De 3 gebruiksmodi zijn allemaal in horizontale en verticale positie van het meetgereedschap mogelijk.

Rotatiemodus
De rotatiemodus is in het bijzonder aan te raden bij het gebruik van de laserontvanger. U kunt kiezen uit verschillende rotatiesnelheden.

Lijnmodus
In deze gebruiksmodus beweegt de variabele laserstraal zich in een begrensde openingshoek. Daardoor wordt de zichtbaarheid van de laserstraal ten opzichte van de rotatiefunctie verbeterd. U kunt uit verschillende openingshoeken kiezen.

Puntmodus
In deze gebruiksmodus wordt de beste zichtbaarheid van de variabele laserstraal bereikt. Deze dient bijv. voor het eenvoudig overbrengen van hoogtes of voor het controleren van rechte lijnen.

Lijn- en puntmodus zijn niet geschikt voor het gebruik met de laserontvanger (41).

Telkens na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de rotatiemodus met standaard rotatiesnelheid (600 min–1).

Om van lijn- naar rotatiemodus te gaan, drukt u op de toets rotatiemodus (6) of op de toets rotatiemodus (26) van de afstandsbediening.

Voor het wijzigen van de rotatiesnelheid drukt u zo vaak op de toets rotatiemodus (6) of de toets rotatiemodus (26) van de afstandsbediening tot de gewenste snelheid op het display verschijnt.

Op het startscherm is de ingestelde snelheid aan de aanduiding rotatiesnelheid (h) te zien.

Tijdens werkzaamheden met de laserontvanger dient u de hoogste rotatiesnelheid te kiezen. Bij het werken zonder laserontvanger verlaagt u voor een betere zichtbaarheid van de laserstraal de rotatiesnelheid en gebruikt u de laserbril (50).

Om naar de lijnmodus of puntmodus te gaan, drukt u op de toets lijnmodus (5) of de toets lijnmodus (28) van de afstandsbediening.

Voor het wijzigen van de openingshoek drukt u zo vaak op de toets lijnmodus (5) of de toets lijnmodus (28) van de afstandsbediening tot de gewenste gebruiksmodus op het display verschijnt. De openingshoek wordt telkens bij het drukken op de toets stapsgewijs verkleind tot puntmodus is bereikt.
Bij 360° bevindt het meetgereedschap zich weer in de rotatiemodus, de rotatiesnelheid is de laatst ingestelde snelheid.

Aanwijzing: Vanwege de traagheid kan de laser iets over de eindpunten van de laserlijn heen schommelen.

Bij lijn- en puntmodus kunt u de laserlijn of de laserpunt binnen het rotatievlak van de laser in de juiste positie plaatsen. Draaien is 360° mogelijk.

Voor linksom draaien drukt u op de toets (4) op het meetgereedschap of op de toets linksom draaien (29) op de afstandsbediening.

Voor rechtsom draaien drukt u op de toets (3) op het meetgereedschap of op de toets rechtsom draaien (36) op de afstandsbediening.

Bij een verticale positie van het meetgereedschap kunt u laserpunt, laserlijn of rotatievlak voor eenvoudig in een lijn brengen of parallel uitlijnen in een bereik van ±8,5 % om de X-as draaien.

Om de functie te starten drukt u op de toets hellinginstelling (14) op het meetgereedschap of op de toets hellinginstelling (31) op de afstandsbediening. Het menu voor de hellinginstelling van de Y‑as verschijnt, het symbool van de Y‑as knippert.

Om het rotatievlak te draaien drukt u zolang op de toets ▲ (4) of ▼ (3) op het meetgereedschap of op de hellingstoets omhoog (30) of omlaag (35) op de afstandsbediening tot de gewenste positie is bereikt.

Om het meetgereedschap bij een verticale positie op een referentiepunt op de vloer uit te lijnen, kunt u de variabele laserstraal (8) als loodpunt omlaag draaien. De loodpuntfunctie kan alleen met behulp van de afstandsbediening of via de Bosch Levelling Remote App worden gestart.

De variabele laserstraal als loodpunt is niet zelfnivellerend. Zorg er daarom voor dat het meetgereedschap bij het starten van de loodpuntfunctie genivelleerd is.

Druk voor het starten van de loodpuntfunctie naar beneden op de toets loodpuntfunctie (25) op de afstandsbediening. Tijdens de loodrechte uitlijning van de variabele laserstraal verschijnt het symbool loodpuntfunctie op het display. Na een geslaagde uitlijning verschijnt de aanduiding loodpuntfunctie (e) op het startscherm.