Meetprocedure

Na het inschakelen bevindt het meetgereedschap zich in de functie lengtemeting.

Als referentievlak voor de meting is na het inschakelen de achterkant van het meetgereedschap gekozen. U kunt het referentievlak wijzigen. zie Referentievlak kiezen

  1. Plaats het meetgereedschap op het gewenste startpunt van de meting (bijv. muur).
  2. Druk op de toets  om de meting te activeren.

Na het meten wordt de laserstraal uitgeschakeld. Voor nog een meting herhaalt u deze procedure.

Meetwaarden of eindresultaten kunnen opgeteld of afgetrokken worden.

De meetwaarde verschijnt normaal gezien binnen 0,5 s en uiterlijk na ca. 4 s.

De duur van de meting hangt van de afstand, de lichtomstandigheden en de reflectie-eigenschappen van het doelvlak af. Na het meten wordt de laserstraal automatisch uitgeschakeld.

Bij ingeschakelde permanente laserstraal en in de functie continumeting begint de meting al na de eerste keer drukken op de toets .

De ingeschakelde permanente laserstraal wordt na de meting niet uitgeschakeld zie Permanente laserstraal .

Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet worden bewogen. Leg daarom het meetgereedschap indien mogelijk tegen een vast aanslag- of oplegvlak.
De ontvangstlens (20), de uitgang van de laserstraal (21) en de camera (22) mogen bij een meting niet afgedekt zijn.

Invloeden op het meetbereik

Het meetbereik hangt van de lichtomstandigheden en de reflectie-eigenschappen van het doelvlak af.

Gebruik voor een betere zichtbaarheid van de laserstraal bij fel licht van externe bronnen de geïntegreerde camera (22), de laserbril (29) (accessoire) en het laserrichtbord (28) (accessoire), of beschaduw het doelvlak.

Invloeden op het meetresultaat

Vanwege bepaalde fysische eigenschappen van materialen kunnen bij metingen op sommige oppervlakken foute metingen niet worden uitgesloten. Daartoe behoren:

  • transparante oppervlakken (bijv. glas, water)
  • spiegelende oppervlakken (bijv. gepolijst metaal, glas)
  • poreuze oppervlakken (bijv. isolatiemateriaal)
  • gestructureerde oppervlakken (bijv. ruw pleisterwerk, natuursteen).

Gebruik eventueel op deze oppervlakken het laserrichtbord (28) (accessoire).

Verkeerde metingen zijn bovendien mogelijk op schuin geviseerde doelvlakken.

Ook kunnen luchtlagen met verschillende temperaturen of indirect ontvangen reflecties de meetwaarde beïnvloeden.