Aanwijzingen voor werkzaamheden
- Gebruik voor het markeren altijd alleen het midden van het laserpunt of de laserlijn. De grootte van het laserpunt of de breedte van de laserlijn veranderen met de afstand.
Het laserrichtbord (41) verbetert de zichtbaarheid van de laserstraal onder ongunstige omstandigheden en over grotere afstanden.
Het reflecterende vlak van het laserrichtbord (41) verbetert de zichtbaarheid van de laserlijn, door het transparante vlak is de laserlijn ook aan de achterzijde van het laserrichtbord te zien.
Een statief biedt een stabiele, in hoogte instelbare meetondergrond. Zet het meetgereedschap met de 5/8"-statiefopname (15) op de schroefdraad van het statief (32). Schroef het meetgereedschap met de vastzetschroef van het statief vast.
Bij een statief met schaalverdeling op het uittrekbare gedeelte kunt u de hoogteverplaatsing direct instellen.
Stel het statief grof af voordat u het meetgereedschap inschakelt.
U kunt het meetgereedschap ook op de wandhouder met uitlijneenheid (36) monteren. Schroef hiervoor de 5/8"-schroef (38) van de wandhouder in de statiefopname (15) op het meetgereedschap.
Montage aan een muur: De montage aan een muur wordt bijv. aangeraden bij werkzaamheden die boven de uittrekhoogte van statieven liggen, of bij werkzaamheden op een onstabiele ondergrond en zonder statief.
Schroef de wandhouder (36) met schroeven door de bevestigingsgaten (34) aan een muur of met de bevestigingsschroef (33) op een lat vast. Monteer de wandhouder zo loodrecht mogelijk op een muur en let op een stabiele bevestiging.
Montage op een statief: U kunt de wandhouder (36) eveneens met de statiefopname (35) op de achterkant op een statief schroeven. Deze bevestiging wordt vooral aangeraden bij werkzaamheden waarbij het rotatievlak op een referentielijn moet worden uitgelijnd.
Met behulp van de uitlijneenheid kunt u het gemonteerde meetgereedschap verticaal (bij montage aan de muur) of horizontaal (bij montage op een statief) in een bereik van ca. 16 cm verschuiven. Draai hiervoor de schroef (37) op de uitlijneenheid los, verschuif het meetgereedschap in de gewenste positie en draai de schroef (37) weer vast.
Bij ongunstige lichtomstandigheden (lichte omgeving, directe zonnestralen) en op grotere afstanden kunt u de laserontvanger (30) gebruiken om de laserlijnen beter te kunnen vinden.
Bij rotatielasers met meerdere gebruiksmodi kiest u horizontale of verticale modus met de hoogste rotatiesnelheid.
Voor het werken met de laserontvanger leest en volgt u de instructies in de gebruiksaanwijzing ervan.
Bij het indrukken van de bedieningstoetsen kan het meetgereedschap uit de nivelleermodus worden gehaald, zodat de rotatie even stopt. Door het gebruik van de afstandsbediening wordt dit effect vermeden.
Sensors (7) voor de afstandsbediening bevinden zich aan drie kanten van het meetgereedschap, o.a. boven het bedieningspaneel aan de voorkant.
Voor het controleren van effenheden of het toepassen van verval wordt het gebruik van de meetlat (31) samen met de laserontvanger aangeraden.
Op de meetlat (31) is boven een relatieve verdeelschaal aangebracht. De nulhoogte daarvan kunt u onder op het uittrekbare gedeelte vooraf instellen. Daarmee kunnen afwijkingen van de gewenste hoogte rechtstreeks worden afgelezen.
De laserbril filtert het omgevingslicht uit. Daardoor lijkt het licht van de laser voor het oog helderder.
- Gebruik de laserbril (accessoire) niet als veiligheidsbril. De laserbril dient voor het beter herkennen van de laserstraal; deze beschermt echter niet tegen de laserstraling.
- Gebruik de laserbril (accessoire) niet als zonnebril of in het verkeer. De laserbril biedt geen volledige UV-bescherming en vermindert het waarnemen van kleuren.